De hoogste inzet

Een man staat in brand. Erich Klinke dooft de vlammen met zijn eigen lichaam

Monika Goetsch

Als Erich Klinke terugdenkt aan die lentedag waarop hij een leven redde, ziet hij alles weer voor zich alsof het gisteren was: de vlammen, de rook, de man die schreeuwde in uiterste nood. 

Die dag liep de toen 59-jarige bouwvakker en schilder Klinke in en uit bij een chemiebedrijf in Aham in Neder-Beieren. Hij moest een nieuwe vloer leggen in een van de bedrijfshallen.

Het bedrijf produceerde universele olie, pepperspray en ontsmettingsmiddelen. Er werkten zo’n 100 mensen, van wie de meesten op het kantoor of in het laboratorium. Dat gold niet voor de 55-jarige Kristof R. Zoals iedere dag was hij in de meng- en voorbereidingsruimte bezig licht ontvlambare vloeistoffen te mengen en in grote opslagtanks te gieten.

Een paar deuren verderop, in de grote hal, was Klinke druk bezig met zijn freesmachine, met het aandraaien en afdichten van lasnaden. Hij had de vloerpanelen van 50 x 50 centimeter al in de voorgaande weken gelegd.

Tegen 15.40 uur pakte hij zijn spullen in. Nog een paar details en dan zat zijn werk er hier op. “Morgen is alles klaar”, dacht hij. Hij droeg zijn freesmachine net naar de uitgang toen hij het geschreeuw hoorde – een angstaanjagend geloei dat door merg en been ging. Klinke had zoiets nog nooit eerder in zijn leven gehoord. Hij zette de machine neer en sprintte de gang in. Daar lag Kristof R. Hij stond van zijn borst tot zijn benen in lichterlaaie en schreeuwde het uit van de pijn en de doodsangst.

Klinke knielde naast hem, greep hem bij zijn zij en probeerde hem van zijn rug op zijn buik te rollen, in een poging de vlammen te doven. Maar helaas. De man was met één been blijven haken in de deuropening, waardoor draaien niet ging.

Klinke aarzelde even. Toen wierp hij zich languit op de brandende man en drukte zijn lichaam tegen diens lichaam. Met de hoofden dicht bij elkaar lagen de beide mannen op de vloer. Kristof R. schreeuwde niet meer, maar het brandalarm loeide in Klinke’s oren. Zijn hart bonsde in zijn keel. “Hoe lang moet ik hier liggen tot de vlammen gedoofd zijn?” vroeg hij zich af. “Wat als ze niet uitgaan?’’

Klinke lag daar voor wat voelde als een eeuwigheid. Maar het waren misschien maar een paar seconden voordat hij durfde op te staan en opgelucht besefte dat de vlammen inderdaad waren gedoofd. Kristof R.’s kleren smeulden echter nog. Klinke trok hem snel zijn jas, broek en schoenen uit. Kristof R.‘s vrouw Małgorzata, die ook bij het bedrijf werkte, snelde toe en samen hesen ze de zwaargewonde man omhoog. Klinke belde 112 met zijn mobiele telefoon: “Er is hier een man met ernstige brandwonden, stuur een ambulance”, zei hij. De hulpdiensten zijn al onderweg, luidde de reactie. 

Omdat hij vreesde dat er misschien nog iemand in de mengkamer was, liet Klinke de gewonde man over aan de zorgen van Małgorzata en rende door de gang terug naar de mengruimte. De hitte en de rook sloegen hem tegemoet en hij realiseerde zich dat de brand volledig uit de hand was gelopen.

Gelukkig hadden alle medewerkers van het bedrijf zich inmiddels op de binnenplaats in veiligheid gebracht. 

Klinke ging terug naar Kristof R., die zich met zijn hulp naar de openstaande deur van de hal sleepte. 

Een paar minuten later arriveerden de hulpverleners. Meer dan 100 brandweerlieden, voorzien van ademhalingsapparatuur, bestreden de vlammen met blusschuim en poeder. Paramedici verzorgden het brandslachtoffer. Er landde een reddingshelikopter. 

“Ik ben hier weg”, dacht Klinke. “Ik heb mijn steentje bijgedragen.” Een collega van zijn werk woonde vlakbij. Klinke besloot de man op te zoeken. Hij vertelde hem met horten en stoten wat er was gebeurd. Klinke stuurde zijn vrouw een sms-je: “Iemand stond in de fik; ik heb het vuur gedoofd.” 

Het kostte de brandweer drie uur om de brand te blussen. 

Inmiddels weet Klinke dat de brand in de opslagtank vermoedelijk is ontstaan door een vonk, veroorzaakt door elektrostatische ontlading. Terwijl Kristof R. de brand probeerde te blussen, moet hij per ongeluk de aanzuigbuis uit de tank hebben getrokken, waardoor brandend oplosmiddel op zijn jas, broek en benen terechtkwam. Al brandend sleepte hij zich naar de gang, waar hij viel en bleef liggen. 

Als Klinke een paar minuten later klaar was geweest met zijn freeswerk, had hij het geschreeuw van Kristof R. niet gehoord. Het was toeval dat hij op het juiste moment op de juiste plaats was. Niet de voorzienigheid, niet het noodlot. Gewoon toeval, zegt Klinke.

De volgende dag ging hij samen met zijn baas terug naar de fabriek om zijn gereedschap op te halen en toen pas zag hij de volle omvang van de verwoesting. “Alles zat vol roet, was zwart, verbrand, verkoold.” 

Op dat moment lag Kristof R. in een gespecialiseerde kliniek in München, waar hij in een kunstmatig coma werd gebracht en verschillende keren werd geopereerd. Het duurde zes maanden voordat hij was hersteld van zijn ernstige brandwonden.

Waarom ging Erich Klinke niet gewoon weg? “Ik heb er niet lang over nagedacht. Je kunt toch niet weglopen als er iemand voor je neus ligt en in brand staat”, zegt hij.

Hij maakt zo min mogelijk ophef over het feit dat hij een mensenleven heeft gered. Wel is hij geraakt door
wat Małgorzata R. tegen hem heeft gezegd: dat ze hem eeuwig dankbaar zal zijn…